[OPINIE] Geestelijke gezondheid en depressieve stoornissen bij jongeren: vermijd de verwarring

Opiniebijdrage geschreven door Prof. Pierre OSWALD, Directeur van de Dienst Psychiatrie van het H.U.B, en meeondertekend door 25 psychiaters, kinderpsychiaters en onderzoekers in Frankrijk en België. Lees verder.

Back to the news
Santé mentale et dépression des jeunes : évitons l'amalgame - Hôpital Universitaire de Bruxxelles

“Het uiten van een gevoel van onbehagen wordt soms verward met een depressie. De diagnose vereist een gestructureerd klinisch gesprek en een gedetailleerde verkenning van de voorgeschiedenis van de patiënt.”

In een opiniestuk in Le Monde buigt een collectief van psychiaters en onderzoekers zich over de meest recente cijfers omtrent de mentale gezondheid van jongeren. Zij benadrukken het belang van een strikt diagnostisch protocol, de enige manier om patiënten passende hulp te bieden, overmedicalisering te vermijden en het vertrouwen in studies over geestelijke gezondheid te behouden.

Eén op de vier jongeren in Frankrijk zou aan een depressie lijden. Dit alarmerende cijfer, gepubliceerd in Le Monde op 2 september 2025, komt uit een enquête van het Institut Montaigne, de Mutualité française en het Institut Terram. De studie, gebaseerd op een online zelfrapportage ingevuld door 5.633 jongeren tussen 15 en 29 jaar, onthult een reële lijdensdruk: meer dan 8 op de 10 jongeren ervaren aanhoudende vermoeidheid, bijna drie kwart slaapproblemen en 31% suïcidale gedachten.

Betekenen deze cijfers echter een epidemie van depressieve stoornissen? Nee, want zij verwarren het uiten van psychisch onbehagen met een ziekte, waarvan de diagnose delicaat is en berust op een klinisch gesprek. Dit onderscheid is cruciaal om overdiagnose te vermijden en het vertrouwen in onderzoek naar geestelijke gezondheid te behouden.

Het centrale instrument van de enquête van het Institut Montaigne, de Patient Health Questionnaire-9 (PHQ-9), is een gestandaardiseerde vragenlijst die vaak wordt gebruikt om depressieve symptomen te evalueren. Toch, zoals tal van wetenschappelijke studies bevestigen, is de PHQ-9 in de eerste plaats een screeningsinstrument, geen diagnostisch middel. Een analyse gepubliceerd in 2021 in het British Medical Journal toont aan dat het instrument mogelijke tekenen van depressie goed opspoort, maar minder nauwkeurig is in het bevestigen van de afwezigheid van de ziekte. Zoals elke screening werkt het instrument eerder te ruim, vergelijkbaar met een detectiepoort op een luchthaven die afgaat bij een riemgesp of een sleutel in de zak, zonder dat er daadwerkelijk een wapen aanwezig is. Dit betekent een aanzienlijk risico op vals positieven: de PHQ-9 kan doen vermoeden dat iemand depressief is, terwijl dat niet zo is.

Daarnaast missen zelfrapportages zoals de PHQ-9 betrouwbaarheid: hun resultaten kunnen variëren afhankelijk van de context. Het gebruik van dit instrument als enige basis om te beweren dat 25% van de jongeren “aan een depressie lijdt” – met pieken tot 52% in Guyana – is een extrapolatie die de psychiatrische wetenschap geen recht aandoet. Volgens de geactualiseerde schattingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voor 2025 bedraagt de wereldwijde prevalentie van depressie bij 15-19-jarigen ongeveer 3,4%, ver onder de cijfers van de enquête.

Een diagnose van depressie vereist een grondige anamnese: een gedetailleerde verkenning van de persoonlijke voorgeschiedenis van de patiënt – familiale antecedenten, traumatische levensgebeurtenissen, biologische en omgevingsfactoren. Een gestructureerd klinisch gesprek, gevoerd door een opgeleide arts, beoordeelt de intensiteit, duur en impact van de symptomen op school, sociaal en familiaal functioneren. Daarbij worden vaak voorkomende comorbiditeiten eveneens in kaart gebracht.

Zonder dit risico lopen we psychische nood, verbonden aan levensgebeurtenissen of overgangsperiodes zoals de adolescentie, ten onrechte te bestempelen als depressie. Er bestaat ook het gevaar dat symptomen foutief worden toegeschreven aan een depressieve stoornis, terwijl zij eigenlijk wijzen op andere aandoeningen – traumatische reacties, angststoornissen, of psychologische gevolgen van neuro-ontwikkelingsstoornissen. Begrippen als “depressie” of “depressieve stoornis” plakken op snelle zelfrapportages banaliseert de ziekte, stimuleert foutieve zelfdiagnoses en kan degenen die echt lijden ontmoedigen om passende hulp te zoeken.

In 2025, een jaar waarin geestelijke gezondheid tot grote nationale oorzaak is uitgeroepen, is het tijd om te eisen dat men een wetenschappelijk rigoureuze aanpak volgt. Zoals de detectiepoorten op een luchthaven zijn enquêtes zoals die van het Institut Montaigne waardevol: zij signaleren het onbehagen bij jongeren, vooral bij vrouwen en economisch kwetsbare groepen. Maar zij moeten aangevuld worden met klinische validaties om overdiagnoses te vermijden. Hun resultaten moeten aan het brede publiek gepresenteerd worden voor wat ze werkelijk zijn, om te voorkomen dat de indruk ontstaat dat jongerenwelzijn systematisch een medische aanpak vereist, terwijl de oorzaken waarschijnlijk grotendeels maatschappelijk bepaald zijn.

Deze cijfers pleiten vooral voor het ontwikkelen van een echte preventiepolitiek gericht op persoonlijke en psychosociale determinanten die de voedingsbodem vormen voor toekomstige psychiatrische stoornissen. Zij nodigen ook uit tot het ontwikkelen van relevante evaluatie- en interventiesystemen. Dat betekent snelle toegang tot professionals die klinische evaluaties kunnen uitvoeren en de betrokkenen adequaat kunnen doorverwijzen. Waar deze systemen steunen op strikte methodes en een stevig lokaal netwerk, helpen ze jongeren die werkelijk nood hebben aan medische of multidisciplinaire zorg. Innovaties op dit vlak worden al ontwikkeld in Frankrijk, België en Zwitserland om jongeren in psychische nood makkelijker toegang te geven tot psychologische opvolging of, indien nodig, tot teams voor vroege interventie bij risico op ernstige psychische stoornissen.

Laten we onvermoeibaar pleiten voor diagnoses gebaseerd op bewijs, niet op benaderingen. Alleen zo beschermen we de toekomstige generaties echt.

Ondertekenaars: psychiaters en onderzoekers uit Frankrijk, België en Zwitserland, waaronder Pr. Pierre Oswald (UZ Brussel), Dr Rémy Barbe (HUG Genève), Dr Hugo Baup, Dr Alexis Bourla (Hôpital Saint-Antoine), Pr. Fabrice Berna (Univ. Strasbourg), Pr. Olivier Bonnot (Univ. Paris-Saclay), Dr Hervé Caci (CHU Lenval), Pr. Eric Constant (UCLouvain & Univ. Liège), Pr. David Da Fonseca (Aix-Marseille Univ.), Pr. Véronique Delvenne (ULB), Pr. Bruno Falissard (INSERM), Dr Geneviève Henault (AP-HP), Dr Hala Kerbage (CHU Montpellier), Dr Mathieu Lacambre (CHU Montpellier), Dr Christophe Lamisse, Dr Bertrand Lièvre (AP-HP), Pr. Jasmina Mallet (Univ. Orléans), Dr David Masson (CURe Nancy), Pr. Yann Mikaeloff (Paris-Saclay), Dr Nidal Nabhan Abou (CH Guillaume Regnier), Pr. Diane Purper-Ouakil (Univ. Montpellier), Dr Julie Rolling (Univ. Strasbourg), Pr. Benjamin Rolland (Hospices Civils de Lyon), Pr. Carmen Schroder (Univ. Strasbourg), Pr. Othman Sentissi (Univ. Genève), Dr Jean-Christophe Seznec, Dr Michael Sikorav, Pr. Hélène Verdoux (Univ. Bordeaux), Pr. Sébastien Weibel (Univ. Strasbourg), Dr Mickael Worms-Ehrminger.